woensdag 19 september 2012

Bijsluiting factuur maakt brief geen invorderingsbeschikking

ABRvS, 19 september 2012. Het CBB heeft eerder geoordeeld dat een brief van het bestuursorgaan aan de overtreder met de mededeling dat een dwangsom is verbeurd en daardoor een verplichting tot betaling is ontstaan als een invorderingsbeschikking moet worden aangemerkt als aan die brief een acceptgiro is gehecht. De Afdeling denkt daar, zo blijkt uit de uitspraak van 19 september jl., anders over. 

De Afdeling oordeelt dat de verbeurte van de dwangsom en de verplichting tot betaling daarvan rechtstreeks uit de wet voortvloeien, zodat een brief met de mededeling dat dwangsommen zijn verbeurd en dat daardoor een verplichting tot betaling is ontstaan niet als invorderingsbeschikking kan worden aangemerkt. Het feit dat bij de brief een acceptgiro is gevoegd maakt dat naar het oordeel van de Afdeling niet anders omdat daarmee slechts een middel is gegeven om de verbeurde dwangsommen te betalen. 
LJN: BX7697

woensdag 12 september 2012

De reikwijdte van de bevoegdheid inlichtingen te vorderen

Vzgr. Rechtbank Rotterdam, 5 september 2012. Artikel 5:16 Awb bepaalt: "Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen". De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam stond voor de vraag of op grond van dit artikel een toezichthouder ook bevoegd is om te vorderen dat kopieën van bankafschriften aan hem worden verstrekt.

In zijn uitspraak van 22 juni 2012 had een andere voorzieningenrechter van dezelfde rechtbank, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis, nog geoordeeld dat een toezichthouder op grond van artikel 5:16 Awb ook bevoegd was om gegevens op te vragen. Daar komt deze voorzieningenrechter expliciet op terug in zijn uitspraak van 5 september 2012. De voorzieningenrechter oordeelt dat een toezichthouder op grond van artikel 5:16 Awb uitsluitend kan vorderen inlichtingen te verstrekken in mondelinge of schriftelijke vorm en niet kan vorderen dat (kopieën van zakelijke) gegevens en bescheiden worden afgegeven. Dat is m.i. juist. De voorzieningenrechter oordeelt vervolgens dat als op grond van artikel 5:16 Awb een toezichthouder een vordering tot het verstrekken van inlichtingen heeft gedaan de medewerkingsplicht van artikel 5:20 Awb niet verder reikt dan het naar waarheid mondeling of schriftelijk beantwoorden van vragen.

De toezichthouder kan op grond van artikel 5:17 lid 1 Awb wel inzage vorderen in zakelijke gegevens en bescheiden en op grond van het tweede lid is hij ook bevoegd om dan kopieën van die gegevens en bescheiden te maken. De verplichting van artikel 5:17 lid 1 Awb houdt in dat de betrokkene aan de toezichthouder ter plaatse toegang verschaft en inzage geeft in zakelijke gegevens en bescheiden, zodat de toezichthouder daarvan kopieën kan maken. Het derde lid bepaalt dat als die kopieën niet ter plekke kunnen worden gemaakt, de toezichthouder bevoegd is de gegevens en bescheiden voor het maken van kopieën mee te nemen.

De betrokkene betoogde dat in dit geval de zakelijke gegevens en bescheiden zich bevonden in zijn woning en dat de toezichthouder op grond van artikel 5:15 lid 1 Awb niet bevoegd is om zonder toestemming van de bewoner de woning te betreden. De betrokkene vond dat zijn plicht (op grond van artikel 5:20 Awb) om medewerking te verlenen aan de toezichthouder niet zover kon gaan dat hij gehouden kon worden om toestemming te verlenen de woning binnen te treden.  

De voorzieningenrechter oordeelt dat een redelijke uitleg van artikel 5:17 in samenhang met artikel 5:20 Awb met zich meebrengt dat als de zakelijke gegevens en bescheiden zich in de woning van de betrokkene bevinden, deze ofwel toegang verschaft tot de woning ofwel ervoor zorgt dat de toezichthouder de zakelijke gegevens en bescheiden op een andere plek kan inzien. Een andere uitleg, zo overweegt de voorzieningenrechter, zou ertoe kunnen leiden dat de betrokkene iedere vordering tot inzage kan frustreren door de administratie in een woning onder te brengen.
LJN: BX6988