vrijdag 5 oktober 2012

Geen hoorplicht bij invorderingsbeschikking

ABRvS, 3 oktober 2012. Op 11 februari 2011 oordeelde de voorzitter van de Afdeling dat het bestuursorgaan dat een besluit omtrent de invordering van verbeurde dwangsommen wilde nemen de overtreder niet eerst in de gelegenheid hoefde te stellen te worden gehoord. Ik heb op mijn blog kritiek geuit op die uitspraak, maar nu heeft ook de Afdeling bepaald dat bij het nemen van een besluit omtrent invordering niet voorafgaand hoeft te worden gehoord.

De Afdeling overweegt dat in beginsel een hoorplicht geldt op grond van artikel 4:8 lid 1 Awb. Artikel 4:12 lid 1 Awb bepaalt dat deze hoorplicht niet geldt ten aanzien van een besluit tot het vaststellen van een financiële verplichting mits tegen dat besluit:
a. bezwaar kan worden gemaakt of administratief beroep kan worden ingesteld;
b. de nadelige gevolgen van het besluit na bezwaar of administratief beroep volledig ongedaan kunnen worden gemaakt.

De Afdeling oordeelt dat een besluit omtrent de invordering van een verbeurde dwangsom een beschikking tot het vaststellen van een financiële verplichting is. Dit oordeel lijkt mij, zoals ik ook heb geschreven in mijn commentaar op de hierboven vermelde uitspraak van de voorzitter, onjuist. Het besluit omtrent de invordering doet immers geen verplichting tot betaling ontstaan. De verplichting tot betaling ontstaat door het opleggen van de last onder dwangsom en het niet naleven van de last.

Verder oordeelt de Afdeling dat voldaan is aan de twee voorwaarden van artikel 4:12 lid 1 Awb. Tegen het besluit omtrent de invordering kan bezwaar worden gemaakt en bij de beslissing op bezwaar kunnen de nadelige gevolgen volledig ongedaan worden gemaakt.

In dit geval had de last onder dwangsom al formele rechtskracht toen het besluit omtrent invordering werd genomen. Interessanter wordt het als het besluit genomen wordt op het moment dat beroep of hoger beroep aanhangig is tegen de last onder dwangsom. Op dat moment geldt immers dat op grond van artikel 5:39 lid 1 Awb het beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom tevens betrekking heeft op het besluit omtrent invordering, voor zover dat besluit wordt betwist. De facto kan dan tegen dat besluit geen bezwaar worden gemaakt, zodat de vraag rijst of dan ook nog voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 4:12 lid 1 Awb.

Ik blijf moeite houden met het oordeel dat een besluit omtrent invordering van verbeurde dwangsommen een besluit tot vaststelling van een financiële verplichting is. Het betreft hier echter een uitspraak van de enkelvoudige kamer van de Afdeling. De appellant werd niet bijgestaan door een gemachtigde. Hij beklaagde zich wel over het niet horen, maar voerde niet aan dat het besluit niet als een besluit tot het vaststellen van een financiële verplichting kan worden gezien. Ik koester dus de stille hoop dat een meervoudige kamer van de Afdeling in een volgende zaak waar deze discussie wel grondig wordt gevoerd tot een beter oordeel zal komen.
LJN: BX8985