zaterdag 27 april 2013

Burgemeester sluit ten onrechte gehele bovenverdieping pand

ABRvS, 24 april 2013. Op grond van artikel 13b lid 1 Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Op grond van deze bevoegdheid had de burgemeester van Maastricht de gehele bovenverdieping van een pand gesloten.

De huurder van het pand exploiteerde op de benedenverdieping een broodjeszaak. De drie kamers op de bovenverdieping onderverhuurde hij. In een van deze kamers waren soft- en harddrugs gevonden. De burgemeester besloot daarom met toepassing van zijn bevoegdheid ex artikel 13b lid 1 Opiumwet om de gehele bovenverdieping te sluiten. De huurder van het pand verzet zich hiertegen. Hij voert aan dat de drie kamers zelfstandige woonruimtes zijn en dat in slechts een van de kamers drugs zijn aangetroffen, zodat de burgemeester niet de gehele bovenverdieping kon sluiten. De burgemeester voert aan dat hij de gehele bovenverdieping als een woonruimte mocht aanmerken. 

De Afdeling is het niet met de burgemeester eens. Zij overweegt dat als een Huisvestingsverordening geldt en er geen vergunning is verleend voor de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, ervan uitgegaan mag worden dat de woonruimte een woonruimte is. De gemeenteraad van Maastricht heeft geen Huisvestingsverordening vastgesteld, zodat kamerbewoning is toegestaan. De Afdeling overweegt dat in dat geval moet worden uitgegaan van de feitelijke situatie. Vervolgens stelt de Afdeling vast dat de huurder getekende onderhuurcontracten heeft overgelegd en dat de eigenaar toestemming voor onderhuur heeft gegeven. Op basis daarvan komt de Afdeling tot het oordeel dat sprake was van kamerbewoning en dat de burgemeester ten onrechte de gehele bovenverdieping heeft gesloten.
LJN: BZ8409

dinsdag 23 april 2013

Nou doet de Afdeling het ook!

ABRvS, 17 april 2013. Niemand kan op straffe van een dwangsom worden gelast om het onmogelijke te presteren. Daarom kan een last onder dwangsom alleen worden opgelegd aan een overtreder die het in zijn macht heeft om een einde aan de overtreding te maken. 

Lagere rechters hebben nog wel eens de neiging om de vraag of de overtreder het in zijn macht heeft om een einde aan de overtreding te maken te verwarren met de vraag of de overtreder als overtreder kan worden aangemerkt. Zo oordeelde de Rechtbank Rotterdam op 7 februari 2013 dat als overtreder kan worden beschouwd degene die het in zijn macht heeft om een einde aan de overtreding te maken. 
Maar nu doet de Afdeling het ook!  

De Afdeling buigt zich over de vraag of een rechtspersoon terecht als overtreder is aangemerkt. Ze concludeert dat de rechtspersoon het wel degelijk in zijn macht heeft om een einde aan de overtreding te maken en dus terecht als overtreder is aangemerkt. Ik citeer de betreffende overweging:
"Gelet op de organisatorische verhoudingen tussen de rechtspersonen heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat [appellant], als enig bestuurder van de rechtspersoon die middels eigendom van een bedrijf het beheer van Bernstorff aan Zee in handen heeft, in staat kan worden geacht de overtreding ongedaan te maken en derhalve door het college terecht als overtreder is aangemerkt." 
Nog een keer: een last onder dwangsom kan niet worden opgelegd als de overtreder het niet in zijn macht heeft een einde aan de overtreding te maken, maar iemand die het in zijn macht heeft een overtreding ongedaan te maken is niet per definitie een overtreder. 
BZ7696 

zondag 21 april 2013

Kan de bestuursrechter zelf in de zaak voorzien door een last onder dwangsom op te leggen?

ABRvS, 17 april 2013. De bestuursrechter kan, als hij het beroep gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt, zelf in de zaak voorzien. Dat stond in artikel 8:72 lid 4 Awb en staat sinds 1 januari 2013 in artikel 8:72 lid 3 Awb. Zelf in de zaak voorzien houdt in dat de bestuursrechter in zijn uitspraak zelf een besluit neemt. De rechtbank Middelburg had van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door, nadat het tot het oordeel was gekomen dat het bestuursorgaan ten onrechte van handhaving had afgezien, zelf een last onder dwangsom op te leggen. 

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank daarmee te ver was gegaan en dat een rechter in de regel niet op grond van artikel 8:72 lid 3 Awb een last onder dwangsom kan opleggen. Ik citeer de betreffende overwegingen van de rechtbank:

"Onder verwijzing naar haar uitspraak van 18 mei 2005 in zaak nr. 200407773/1 overweegt de Afdeling dat de bestuursrechter als regel niet op de voet van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht behoort over te gaan tot het opleggen van een last onder dwangsom. Uitgangspunt is dat de uitoefening van deze bevoegdheid bij het bestuursorgaan berust. Hoewel in beginsel van de bevoegdheid handhavend op te treden gebruik dient te worden gemaakt, zullen niettemin alle relevante belangen die door de te nemen beslissing worden geraakt, moeten worden afgewogen. Deze afweging omvat onder meer de vraag of handhavend zal worden opgetreden door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een last onder dwangsom, de omschrijving van de last, de lengte van de begunstigingstermijn, de hoogte van de dwangsom en het bedrag dat maximaal kan worden verbeurd. Deze afweging behoort primair tot de taak van het bestuursorgaan. Er bestaat geen aanleiding om in dit geval op dit uitgangspunt een uitzondering te maken."

Strafrechtelijke vrijspraak niet van belang voor bevoegdheid herstelsanctie op te leggen

ABRvS, 17 april 2013. Het college van B en W van Eindhoven had met toepassing van spoedeisende bestuursdwang voor rekening van de overtreders een illegale hennepteelt ontmanteld. De overtreders betoogden dat het college ten onrechte geen rekening had gehouden met het feit dat zij door de politierechter waren vrijgesproken terzake van de illegale hennepteelt.

De Afdeling oordeelt dat de strafrechtelijke vrijspraak niet van belang is omdat het niet afdoet aan de bestuursrechtelijke bevoegdheid om op te treden tegen de vaststaande overtredingen van het Bouwbesluit en Gebruiksbesluit.

Het is inderdaad zo dat een vrijspraak door de strafrechter terzake van illegale hennepteelt, nog niet hoeft te betekenen dat er ook geen sprake is van een overtreding. Als een strafrechter de overtreder vrijspreekt omdat hij niet bewezen acht dat de overtreder de overtreding heeft begaan, dan kan dat in het bestuursrecht wel relevant zijn. Een vrijspraak levert overigens in het bestuursrecht, evenals in het gewone recht, geen dwingend bewijs op. De bestuursrechter kan, ondanks een vrijspraak door de strafrechter, tot het oordeel komen dat de overtreder de overtreding wel heeft begaan.
LJN: BZ7701



woensdag 3 april 2013

Ander bestemmingsplan, vergelijkbaar geval?

ABRvS, 3 april 2013. Het college van B en W van Zaanstad had een last onder dwangsom opgelegd aan de Islamitische Stichting Zaanstad omdat de Stichting in strijd met het vigerende bestemmingsplan een winkel exploiteerde in haar moskee. De Stichting doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel en stelt dat in een andere moskee in Zaanstad ook in strijd met het vigerende bestemmingsplan een winkel geƫxploiteerd wordt en dat het college dit gebruik wel toestaat. De Afdeling oordeelt dat dit beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat, reeds omdat het hier ging om een ander bestemmingsplan.
ECLI:NL:RVS:2013:BZ7599