Heeft een voorlopige voorziening terugwerkende kracht?


ABRvS 22 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3803)
Verzoek voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom. Begunstigingstermijn kan na het verstrijken niet worden verlengd, maar de voorzieningenrechter kan door het met terugwerkende kracht treffen van een voorlopige voorziening bewerkstelligen dat tussen het moment van het verstrijken van de begunstigingstermijn en het moment van zijn uitspraak geen dwangsommen verbeuren. Afdeling komt hiermee gedeeltelijk terug op eerdere uitspraak.

Het college van GS van Utrecht had aan een bedrijf een revisievergunning verleend voor een inrichting voor het produceren van diervoeders. Aan deze vergunning was het voorschrift verbonden dat een geuronderzoek moest worden verricht om aan te tonen dat aan de geurvoorschriften werd voldaan en dat het rapport van dat onderzoek binnen twee maanden na het van kracht worden van de vergunning moest worden overgelegd. Dat rapport werd niet tijdig overgelegd.

Het college legde daarop de last op om voor 1 maart 2012 alsnog dat rapport over te leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per week.

Het bedrijf maakte bezwaar tegen deze last onder dwangsom en diende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in bij de voorzitter van de Afdeling. De voorzitter wees het verzoek bij uitspraak van 2 april 2012 toe en trof de voorlopige voorziening dat de begunstigingstermijn met drie maanden werd verlengd.

Daarna besliste het college dat het bezwaar ongegrond was. Tegen die beslissing stelde het bedrijf geen beroep in, zodat de last onder dwangsom formele rechtskracht kreeg.

Het college stelde zich vervolgens op het standpunt dat er vier dwangsommen waren verbeurd en nam een beschikking tot invordering van deze dwangsommen. Daartegen maakte het bedrijf bezwaar. Het stelde dat er geen dwangsommen waren verbeurd omdat de voorzitter de begunstigingstermijn met drie maanden had verlengd.

Het college betoogde dat de voorzitter de last niet met terugwerkende kracht had verlengd, zodat tot het moment van schorsing er wel degelijk dwangsommen waren verbeurd.

De rechtbank stelde het college in het gelijk. Zij verwees allereerst naar de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling van 30 september 2010, waarin de voorzitter had overwogen dat een voorlopige voorziening slechts terugwerkt  als dat in de uitspraak van de voorzieningenrechter expliciet is bepaald. Verder oordeelde de rechtbank dat het ook in lijn is met het oordeel van de Afdeling van 7 december 2011 dat een begunstigingstermijn niet meer kan worden verlengd, nadat die termijn is verstreken.

De Afdeling vernietigt deze uitspraak. Zij overweegt dat de voorzitter de begunstigingstermijn heeft verlengd en dat dat impliceert dat de voorlopige voorziening terugwerkt, ook al is dat niet expliciet in de uitspraak opgenomen. Vervolgens overweegt de Afdeling dat een begunstigingstermijn weliswaar niet kan worden verlengd, maar dat een voorzieningenrechter, onder bepaalde omstandigheden, door een voorlopige voorziening met terugwerkende kracht te treffen wel kan bewerkstelligen dat tussen het moment van het verstrijken van de begunstigingstermijn en zijn uitspraak geen dwangsommen verbeuren. "In zoverre komt de Afdeling terug van hetgeen is overwogen in voormelde uitspraak van 7 december 2011", aldus de Afdeling.

De Afdeling oordeelt derhalve dat de voorlopige voorziening wel tot gevolg heeft gehad dat er geen dwangsommen zijn verbeurd tot de uitspraak van de voorzitter.

NB:

Naar aanleiding van deze uitspraak heb ik het artikel 'Het risico van de voorlopige voorziening tegen de last onder dwangsom' geschreven. Dit artikel is gepubliceerd in het Tijdschrift voor Praktisch Bestuursrecht, 2015/1, p. 8-11.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten