Afdeling accepteert geen niet overgelegde anonieme verklaringen

Afdeling, 30 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:3048
Artikel 28 lid 1 Arbowet. Mondeling bevel niet aanvangen werkzaamheden vanwege ernstig gevaar voor personen. Dit standpunt was gebaseerd op een anonieme melding en anonieme verklaringen. Deze melding en verklaringen waren niet overgelegd. De Afdeling oordeelt dat daardoor het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bevel niet geverifieerd kan worden en vernietigt om die reden de schriftelijke bevestiging van het mondeling bevel.

Werknemers van een bedrijf waren bezig met de sloop van het TR Ketelhuis in Eindhoven op het terrein van de oude energiecentrale van Essent. Een van de werknemers was op 23 december 2013 bij het doorzagen van een leiding in aanraking gekomen met een onbekende vloeistof. De werkgever besloot daarop de werkzaamheden stil te leggen totdat uit een analyse van de onbekende vloeistof duidelijkheid verkregen was over de aard van de vloeistof.

De arbeidsinspecteur SZW gaf vervolgens op 2 januari 2014 het mondeling bevel om de werkzaamheden in het TR Ketelhuis in Eindhoven niet aan te vangen omdat die werkzaamheden ernstig gevaar voor personen zouden opleveren. Dit mondeling bevel werd een dag later door de minister schriftelijk bevestigd.

De arbeidsinspecteur kan een dergelijk bevel geven op grond van artikel 28 lid 1 Arbowet. Dat artikel bepaalt dat de ambtenaren van de Inspectie SZW een mondeling bevel mogen geven dat personen niet mogen verblijven in bepaalde plaatsen of dat bepaalde werkzaamheden moeten worden gestaakt c.q. niet mogen worden begonnen, als naar zijn redelijk oordeel dat verblijf of die werkzaamheden ernstig gevaar opleveren voor die personen.

Dat in dit geval de werkzaamheden ernstig gevaar voor personen opleverden baseerde de arbeidsinspecteur op onderzoek waaruit gebleken zou zijn dat werknemers bij het verwijderen van de leidingen in aanraking zouden zijn gekomen met gevaarlijke stoffen. Bovendien was er in 2012 een rapport door Arcadis opgemaakt, waaruit volgens de arbeidsinspecteur bleek dat op het terrein en ook in het ketelhuis diverse gevaarlijke stoffen aanwezig konden zijn. Desondanks was er geen inventarisatie uitgevoerd op de aanwezigheid van de gevaarlijke stoffen en de mogelijke blootstelling aan die stoffen van werknemers bij het verwijderen van die leidingen.

De werkgever verzette zich tegen het bevel. Uit de analyse van het monster van de onbekende vloeistof bleek dat het ging om zeer waarschijnlijk ging om soda.

Het onderzoek op basis waarvan de conclusie was getrokken dat het verwijderen van de leidingen ernstig gevaar voor personen opleverde was gebaseerd op een anonieme melding en anonieme verklaringen van twee werknemers en een oud-werknemer. Deze personen hadden volgens de arbeidsinspecteur geklaagd over verwondingen die ze zouden hebben opgelopen doordat ze in aanraking waren gekomen met een gevaarlijke stof.

Deze melding en verklaringen waren, ondanks herhaald verzoek van de werkgever, niet overgelegd door de arbeidsinspecteur.

Dit is voor de Afdeling aanleiding om het besluit te vernietigen. Ik citeer de betreffende overwegingen van de Afdeling:
"Het aan het bevel ten grondslag liggende onderzoek wordt evenwel niet ondersteund door concrete feiten en omstandigheden die objectief en verifieerbaar zijn, nu de verklaringen van de werknemers en de bij de Inspectie SZW ingekomen melding niet zijn overgelegd. Hierdoor kan niet worden vastgesteld wie welke verklaring heeft afgelegd, wie de melding heeft gedaan en wat deze behelsde."
De Afdeling voegt daar aan toe dat het bevel gebaseerd zou zijn op de omstandigheid dat een werknemer op 23 december 2013 in aanraking is gekomen met een onbekende vloeistof, de arbeidsinspecteur onvoldoende had onderkend dat uit het medisch verslag gebleken is dat bij lichamelijk onderzoek geen onregelmatigheden zijn geconstateerd.

Ten aanzien van het rapport van Arcadis overweegt de Afdeling dat uit dit rapport juist blijkt dat de leidingen een uur lang zijn doorgespoeld met water, zodat de leidingen en filters schoon zijn. De minister had op basis van een niet overgelegde verklaring van een oud werknemer van Essent gesteld dat niet uit te sluiten was dat zich hydrazine bevond in de open leidingen en de ketel. De werkgever had echter een rapport overgelegd van Van Gansewinkel, waarin geconcludeerd werd dat kon worden uitgesloten dat na 21 jaar (blijkbaar was de energiecentrale 21 jaar geleden uit bedrijf genomen) nog hydrazine kon voorkomen in de open leidingen en de ketel.

Gelet hierop en gelet op het feit dat de werknemers een dubbele overall droegen en een volgelaats masker, had de minister zich naar het oordeel van de Afdeling niet op het standpunt kunnen stellen dat de werkzaamheden ernstig gevaar voor personen opleverden. De Afdeling vernietigt daarom de beslissing op bezwaar en voorziet zelf in de zaak door het bestreden besluit te herroepen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten