Handhaafbaarheid last

ABRvS 26 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:469
Foto die is genomen door degene die om handhaving had verzocht kan niet ten grondslag liggen aan vaststelling dat dwangsommen zijn verbeurd. Dat uitvoering van de last niet te controleren zou zijn door een terzake deskundig medewerker, is een argument dat thuis hoort in de procedure tegen de last onder dwangsom.  

Het college van B en W van Molenwaard had op verzoek aan een veehouder de last opgelegd om een bestaande inrit tussen twee woningen niet meer te gebruiken voor landbouw- en vrachtverkeer dat gaat naar en komt van zijn veehouderij.

Degene die om handhaving had verzocht stelde dat een dwangsom was verbeurd en verzocht om tot invordering van deze dwangsom over te gaan. Ter onderbouwing van zijn stelling dat een dwangsom was verbeurd had hij aan het college een foto overgelegd, waarop te zien was dat met een vrachtauto toch gebruik gemaakt werd van de inrit. De verzoeker realiseerde zich dat het vaste jurisprudentie van de Afdeling is dat de vaststelling van een verbeurde dwangsom door een terzake deskundige medewerker van het bestuursorgaan moet worden gedaan, maar hij wees erop dat het in dit soort gevallen ondoenlijk is voor een toezichthouder om de overtreding te constateren. De toezichthouder moet net toevallig ter plaatse zijn als een vrachtauto gebruik maakt van de inrit en kan de overtreding niet constateren op aangeven van de verzoeker. Daarom vond de verzoeker dat in dit geval de door hem gemaakte foto toch als bewijs moest dienen.

Het college wees op de vaste jurisprudentie van de Afdeling en zag geen reden om hiervan af te wijken. Het stelde dat in de periode waarin controles zijn uitgevoerd geen overtreding is geconstateerd, zodat er geen dwangsommen zijn verbeurd.  

De Afdeling is onverbiddelijk en wijkt niet af van de lijn dat de verbeurte van een dwangsom moet worden vastgesteld door een terzake deskundig medewerker van het bestuursorgaan. Het argument dat het voor een toezichthouder ondoenlijk is om het niet uitvoeren van de last te constateren, vat de Afdeling op als een argument gericht tegen de handhaafbaarheid van de last. De Afdeling doet dit simpel af door erop te wijzen dat de last in deze procedure niet ter discussie staat.

Voor de verzoeker is dit een onbevredigende uitkomst. Zijn frustratie is goed te begrijpen. In een periode van vijf maanden was er in totaal op 6 dagen gecontroleerd, waarbij ik aanneem dat de toezichthouder per keer hooguit een uur ter plaatse zal zijn geweest.

Het toont aan dat het van groot belang is om bij het opleggen van de last ook na te denken over de handhaafbaarheid van die last en om, als de last niet handhaafbaar lijkt, aan te dringen op een andere, beter handhaafbare last.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten