ABRvS, 28 oktober 2015; ECLI:NL:RVS:2015:3300
Invordering verbeurde dwangsom. Derdebelanghebbende die heeft verzocht om tot invordering van verbeurde dwangsommen over te gaan heeft geen procesbelang bij procedure tegen afwijzing van dat verzoek als ten tijde van de afwijzing de overtreding is beëindigd. Dat de overtreding nog niet was beëindigd toen om invordering werd verzocht, doet niet ter zake.
Artikel 5:37 lid 2 Awb bepaalt dat het bestuursorgaan op verzoek van een belanghebbende een beschikking omtrent invordering geeft als een belanghebbende daarom verzoekt. De Afdeling oordeelde bij uitspraak van 25 september 2013 dat degene die het verzoek om handhaving heeft ingediend ook is aan te merken als een belanghebbende als bedoeld in artikel 5:37 lid 2 Awb.
De Rechtbank Den Haag en de Rechtbank Gelderland oordeelden bij uitspraak van 3 april 2013 resp. 8 juli 2014 dat een derdebelanghebbende geen procesbelang meer heeft bij een procedure tegen een besluit omtrent invordering als de overtreding is beëindigd. De Rechtbank Gelderland voegde daar nog aan toe dat de enkele vrees van de derdebelanghebbende voor herhaling van de overtreding niet tot een ander oordeel kon leiden.
De Afdeling heeft nu geoordeeld in lijn met deze uitspraken van de rechtbanken. De Afdeling stelt vast dat het belang van een derde bij invordering van een verbeurde dwangsom is afgeleid van het belang dat de derde heeft bij het beëindigen of voorkomen van de overtreding waarvoor de last is opgelegd. Ze overweegt vervolgens:
"Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat artikel 5:37, tweede lid, van de Awb de verzoeker om handhaving een rechtsmiddel geeft teneinde ongedaanmaking van de overtreding te waarborgen. In dit geval is, nu de overtreding vóór het nemen van het besluit van 26 augustus 2014 geheel en definitief is beëindigd en er geen reële kans op herhaling van de overtreding bestaat, het met de last onder dwangsom beoogde doel bereikt en kan een voortzetting van de procedure voor [appellant] niet tot verdergaande resultaten leiden."
Wat opvalt is dat de Afdeling het moment waarop het besluit op het verzoek om invordering wordt genomen kennelijk als peildatum hanteert. Dat zou betekenen dat de derdebelanghebbende wel een belang heeft bij een procedure tegen een weigering om tot invordering over te gaan als de overtreding pas na de weigering is beëindigd. Ik vraag mij af of de Afdeling dat heeft beoogd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten