Onherroepelijke last, toch geen invordering vanwege onrechtmatigheid last


ABRvS 16 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1616

Last onder dwangsom onherroepelijk. Dwangsommen verbeurd. De Afdeling oordeelt, net zoals zij in haar uitspraak van 20 september 2017 heeft gedaan, dat het college toch niet tot invordering kan overgaan omdat in een andere procedure over feitelijk exact dezelfde situatie is komen vast te staan dat de opgelegde last onrechtmatig was.

De eigenaar van een recreatiewoning op het recreatiepark Toeristenmotel Otterlo verhuurt zijn recreatiewoning aan een huurder die deze woning bewoont. Het college van B en W van Ede concludeert dat deze vorm van gebruik in strijd is met het vigerende bestemmingsplan en legt een last onder dwangsom op aan de eigenaar van de recreatiewoning.

Deze maakt geen bezwaar, zodat de last onder dwangsom formele rechtskracht krijgt.

De eigenaar voert de opgelegde last niet uit, zodat het college besluit om tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan. Tegen die invorderingsbeschikking maakt de eigenaar wel bezwaar. Hij betoogt dat de opgelegde last onrechtmatig is omdat hij geen overtreding zou begaan. Het college stelt zich op het standpunt dat dit argument zich richt tegen de last onder dwangsom en dat dat besluit formele rechtskracht heeft, zodat niet toegekomen wordt aan dit argument.

De rechtbank stelt het college in het gelijk en de eigenaar stelt hoger beroep in tegen de uitspraak.

Hangende dit hoger beroep doet de Afdeling uitspraak in een aantal procedures tegen besluiten die het college heeft genomen tegen andere eigenaren van recreatiewoningen op het park voor precies dezelfde overtreding. Op 20 september 2017 doet de Afdeling in die zaken uitspraak. Zij oordeelt dat de bestreden besluiten onrechtmatig waren. Kort gezegd oordeelde de Afdeling dat de eigenaren geen overtreding begingen door hun recreatiewoningen te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan omdat het bestemmingsplan (dat nog onder de WRO tot stand was gekomen) geen  verbod bevatte om gronden in strijd met het bestemmingsplan te laten gebruiken.

Diezelfde dag doet de Afdeling uitspraak in een zaak die identiek was aan deze zaak. Ook in die zaak ging het om een eigenaar van een recreatiewoning op het recreatiepark Toeristenmotel Otterlo aan wie de last onder dwangsom was opgelegd om het strijdig gebruik van zijn woning te beĆ«indigen.

De Afdeling oordeelde dat de bezwaren van die eigenaren weliswaar waren gericht tegen de last onder dwangsom en dat die last formele rechtskracht had, maar dat in het licht van de uitspraak die zij diezelfde dag in een aantal andere zaken had gedaan het college toch niet tot invordering van de verbeurde dwangsommen had kunnen overgaan.

Op die uitspraak is de nodige kritiek gekomen. De lijn van die kritiek was dat met dit oordeel in feite een inbreuk wordt gemaakt op het beginsel van de formele rechtskracht.

De A-G Wattel bestreed die kritiek in zijn conclusie over de bijzondere omstandigheden die aan invordering van verbeurde dwangsommen in de weg staan en vond de uitspraak van de Afdeling terecht. Hij gaat zelfs verder en vindt dat in het kader van de vraag of tot invordering van de verbeurde dwangsom kan worden overgegaan de rechtmatigheid van de onderliggende onder dwangsom aan de orde moet kunnen komen, ook als die last onherroepelijk is.

De Afdeling laat met deze uitspraak zien dat zij in de kritiek geen aanleiding heeft gezien om tot een ander oordeel te komen. De grote vraag is hoe ver de Afdeling zal gaan en of zij de rechtmatigheid van de onderliggende last onder dwangsom in het algemeen zal gaan toetsen in het kader van de invordering van verbeurde dwangsommen.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten