Voorzieningenrechter Afdeling verleent uitstel van betaling

ABRvS 29 januari 2016; ECLI:NL:RVS:2016:278
Verjaring bevoegdheid tot invordering. Voorzieningenrechter van de Afdeling verleent uitstel van betaling om te voorkomen dat de invorderingsbevoegdheid verjaart.

Op 24 december 2013 is de Afdeling in een overweging ten overvloede ingegaan op de vraag hoe een derdebelanghebbende kan voorkomen dat hangende een procedure tegen de weigering om verbeurde dwangsommen in te vorderen de bevoegdheid tot invordering verjaart. Deze uitspraak is gepubliceerd in de Gemeentestem en door mij geannoteerd.

Eind vorig jaar hebben de voorzieningenrechters van de Rechtbank Gelderland en de Rechtbank Limburg op verzoek van een derdebelanghebbende - ter voorkoming van verjaring van de bevoegdheid tot invordering - uitstel van betaling verleend aan de overtreder. Voor zover mij bekend zijn dat de eerste gepubliceerde uitspraken sinds de uitspraak van de Afdeling. Binnenkort worden deze uitspraken gepubliceerd in de Gemeentestem, ook voorzien van een annotatie door mij.


De nu besproken uitspraak is, voor zover mij bekend, de eerste uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling waarin ter voorkoming van de verjaring van de bevoegdheid tot invordering een voorlopige voorziening wordt getroffen. Wat waren de feiten?
 
Het college van B en W van Veere heeft de last onder dwangsom opgelegd om een reclameobject te verwijderen, bomen te herplanten en een muurtje af te breken c.q. te verlagen.

Het college verklaart de bezwaren tegen deze last onder dwangsom ongegrond. Degene die om handhaving heeft verzocht stelt zich op het standpunt dat dwangsommen zijn verbeurd en dient een verzoek tot invordering in. Het college betwist niet dat er dwangsommen zijn verbeurd, maar wijst het verzoek af omdat het invordering van de verbeurde dwangsommen in dit geval disproportioneel vindt. Tegen de beslissing op bezwaar wordt beroep ingesteld. Dat beroep richt zich van rechtswege ook tegen de weigering om de verbeurde dwangsommen in te vorderen.

De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar en de weigering om in te vorderen. Ze draagt het college op om de verbeurde dwangsommen alsnog in te vorderen. Dat doet het college bij besluit van 27 januari 2015. Op dezelfde dag verleent het college tot en met 2 februari 2016 uitstel van betaling aan de overtreder om te voorkomen dat de bevoegdheid tot invordering verjaart.

De overtreder en de derdebelanghebbende stellen hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. Dit hoger beroep is op 28 januari 2016 behandeld. Tijdens de zitting verzoekt de derdebelanghebbende mondeling de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen teneinde te voorkomen dat de bevoegdheid tot invordering verjaart.

De voorzitter van de meervoudige kamer van de Afdeling zet de pet van voorzieningenrechter op en neemt het verzoek in behandeling. Een opmerkelijke gang van zaken.  

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe:

"Dit om te voorkomen dat het belang van [verzoeker] bij het daadwerkelijk invorderen van de verbeurde dwangsommen, en daarmee de mogelijkheid om naleving van de opgelegde last onder dwangsom af te dwingen, komt te vervallen."

Interessant is dat de voorzieningenrechter in de geciteerde overweging een koppeling maakt tussen het belang bij invordering van de verbeurde dwangsommen en de naleving van de opgelegde last onder dwangsom. De voorzieningenrechter lijkt te zeggen dat de derdebelanghebbende een belang heeft bij de invordering van de verbeurde dwangsommen omdat daardoor naleving van de opgelegde last kan worden afgedwongen. Het is in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2015
, waarin de Afdeling oordeelde dat, in dat geval, de derdebelanghebbende geen belang meer had bij de invordering van verbeurde dwangsommen omdat de opgelegde last was uitgevoerd.

Toch kan ik de redenering van de voorzieningenrechter niet helemaal volgen. Met de invordering van de verbeurde dwangsommen wordt de naleving van de opgelegde last onder dwangsom immers niet afgedwongen. Het is de dreiging dat dwangsommen verbeurd raken en betaald moeten worden, die de prikkel moet vormen voor een overtreder om de opgelegde last tijdig en volledig uit te voeren. Als dwangsommen verbeurd raken, dan betekent dat dat de prikkel niet heeft gewerkt. De verbeurde dwangsommen moeten dan worden ingevorderd omdat het anders ten koste gaat van de effectiviteit van de last onder dwangsom. Het doel van de invordering is niet primair om naleving van de opgelegde last af te dwingen. Wel zou het bijkomend effect kunnen zijn dat de overtreder het niet op een tweede herstelsanctie laat aankomen en de last alsnog uitvoert.

In haar uitspraak van 24 december 2013 overwoog de Afdeling dat de derdebelanghebbende eerst het bestuursorgaan moest verzoeken om de verjaring te stuiten of uitstel van betaling te verlenen en pas daarna een verzoek voorlopige voorziening kon indienen. Dat had de derdebelanghebbende in dit geval niet gedaan. De voorzieningenrechter vindt het blijkbaar geen probleem voor wat betreft de ontvankelijkheid van het verzoek, maar overweegt wel:
"Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat het aan [verzoeker] is om tijdig, voor zover vereist, nadere besluiten bij het college tot uitstel van betaling te vragen en zo nodig af te dwingen."

Daarmee geeft de voorzieningenrechter te kennen dat de hoofdregel - dat eerst een verzoek bij het bestuursorgaan moet worden ingediend - blijft gelden, maar dat hij in dit geval een uitzondering maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten